Het object van de spiritualiteit
Allereerst de vraag naar
het object van de spiritualiteit. Waarnaar of waarop richt zij zich? Wat dit betreft
zien we in de loop der eeuwen een bepaalde verschuiving. De spiritualiteit van
Augustinus draait vooral om God en niet zo zeer om Christus. Het gaat bij hem
om het rust vinden in God. Ook bij Thomas zien we een meer theocentrisch
georiënteerde spiritualiteit. Bij de Reformatie zien we dit veranderen en wordt
de spiritualiteit meer Christocentrisch, de verzoening komt meer centraal te
staan. Met name Rutherford is hier een goed voorbeeld van, het draait bij hem
om de liefde in Christus. Ook zien we dat vanaf de Reformatie de vraag naar de
rechtvaardiging centraler komt te staan en hiermee ook de uitverkiezing. Met
name voor de na-Reformatorische personen die we vergeleken hebben geldt dat de
verkiezing de grond is voor de geloofszekerheid en de troost in moeilijke
tijden. Hun spiritualiteit is hiermee gefundeerd in God zelf en Zijn besluiten.
De verkiezing is hiermee geen struikelblok voor een gezonde spiritualiteit maar
juist de grond ervan. Hier wordt ten volle rekenschap gegeven van hetgeen ik in
het eerste hoofdstuk opmerkte, namelijk dat christelijke spiritualiteit bij God
vandaan komt. Stuk voor stuk hebben de bovengenoemde personen hiervan getuigt.
Christelijke spiritualiteit is heel duidelijk religieuze spiritualiteit.
Gevoel en verstand
De tweede lijn die ik
onder aan de aandacht wil brengen is die van de verhouding gevoel en verstand,
ofwel spiritualiteit en scholastiek. Telkens zien we deze vraag terugkeren. In
het huidige theologische klimaat worden beiden nogal eens tegen elkaar
uitgespeeld. Geloof is iets van het hart en niet van het verstand, je moet het
ervaren en niet kennen. Uit de werken van de besproken personen blijkt dat dit
een valse tegenstelling is. Juist een scholasticus als Voetius getuigt ook van
diepe spirituele en pastorale inzichten. Geloof gaat het hart én het verstand
aan. We zagen hierboven al dat juist het als meest scholastisch en rigide te
boek staande dogma, namelijk de uitverkiezing, juist de grond vormt van de
spiritualiteit. De meest dorre en schijnbaar nutteloze dogmatische
onderscheidingen blijken bij nader inzien vaak cruciaal voor de praktijk van
het geloof. Beiden moet men dus niet tegen elkaar uitspelen. Wel is het zo dat
scholastiek los van spiritualiteit en vroomheid een nutteloze en zelfs
gevaarlijke bezigheid is. Jonathan Edwards wijst ons op het feit dat de
spirituele ervaring onherroepelijk meekomt met het geloof. De
geloofsverbondenheid met Christus raakt verstand, wil en gevoel. Wat dat
betreft is spiritualiteit dus geen plus bij het christenleven, maar is ze er
een onlosmakelijk onderdeel van.
Uiterlijkheid en innerlijkheid
Spiritualiteit is iets
van het innerlijk, in de definitie noemen we het iets dat in het hart wordt
opgeroepen. In diezelfde definitie staat echter ook dat dit gestalte krijgt in
een leven voor Gods aangezicht. Deze relatie tussen de innerlijke vroomheid en
de uiterlijke vorm waarin dit zichtbaar wordt zagen we steeds terugkeren. De vraag
is: wat is de verhouding tussen beide? Al de besproken theologen zijn het
erover eens dat beiden niet los van elkaar gemaakt kunnen worden. Afhankelijk
van de historische context zien we dan ook dat of het één of het ander
benadrukt wordt. Calvijn legt, tegen de achtergrond van de goede werken
theologie van Rome, vooral de nadruk op de innerlijkheid. Een ieder moet
persoonlijk in het hart geloven. De latere Piëtisten leggen vooral de nadruk op
het feit dat innerlijke vroomheid uiterlijke consequenties dient te hebben, dit
tegen de achtergrond van de morele laksheid van het kerkvolk. Ook de Moderne
Devotie legde de nadruk op innerlijkheid én uiterlijkheid. Het ontbreken van
uiterlijke vroomheid is dan ook vaak een teken van het ontbreken van innerlijke
vroomheid. Edwards die leefde in een turbulente tijd van opwekking, benadrukte dat
het uiterlijke vrome leven bewijs is van de innerlijke vernieuwing. Begrijpelijk
dat juist om die reden veel nadruk werd gelegd op uiterlijke vroomheid. Beiden moeten
daarom ook niet losgemaakt worden. Wel is het mijns inziens belangrijk om de
juiste volgorde vast te houden: uiterlijkheid volgt op innerlijkheid. De mens
die door God (innerlijk) gerechtvaardigd wordt zal dit laten blijken in een
(uiterlijk) leven in heiligheid. Wie dit omdraait vervalt in wetticisme, God
rechtvaardigt Goddelozen en geen heiligen. Ten slotte wordt hier opnieuw bevestigt
wat al in de inleiding gezegd werd. Christelijke spiritualiteit blijft nooit in
de lucht hangen, maar raakt het hele leven.
Wereld en Vaderland
Een vierde punt waarop de ik de aandacht wil
vestigen is het kader waarin de spiritualiteit beoefend wordt. We zien dat bij
Augustinus en Thomas spiritualiteit vooral een individueel karakter heeft. Bij
Calvijn en Rutherford is deze meer op de kerk en gemeente gericht. Je bent als
gelovige niet alleen op deze wereld, maar je vormt samen met de andere
gelovigen het lichaam van Christus, je bent gemeente. Dit heeft ook gevolgen
voor de spiritualiteit, ook daarin speelt de gemeente en de kerk een rol. Als
we Thomas hierbij tegenover Calvijn zetten zien we het verschil. Thomas zat in
een klooster en zonderde zich af van de wereld. Calvijn was predikant in een
grote stad en stond juist middenin de wereld. Mijn inziens stuiten we hier op
twee lijnen van spiritualiteit en geloofsbeoefening die we in heel de
geschiedenis terug zien komen.
Het zijn lijnen die we niet tegen elkaar uit
moeten spelen maar die we wel kunnen onderscheiden. Calvijn is hierbij een
voorbeeld van de ene lijn. Zijn spiritualiteit is vooral gericht op het hier en
nu, op zijn door God gegeven taak in deze wereld en de rol en plaats van de
kerk hier en nu. Diepgaande contemplaties over het toekomende leven vinden we
dan ook nauwelijks. Thomas is een voorbeeld van de andere lijn. De wereld en
het hier en nu speelt een veel kleinere rol, hij is vooral opwaarts gericht op
het hogere. Het verlangen naar het Vaderland speelt hierbij een grote rol, de
mens is een pelgrim onderweg, de wereld en dit leven zijn slechts
tussenstations op weg naar de eeuwigheid, naar God, naar het Vaderland.
Dit zien we ook duidelijk bij Augustinus terug.
Zijn onderscheid tussen uti en frui heeft hiervoor mijns inziens de
theologische basis gelegd. We moeten de wereld gebruiken om God te genieten.
Dit richt ons oog omhoog op God, de wereld om ons heen is niet de laatste
bestemming. Dit Pelgrimsmotief zien we dan ook steeds door de hele geschiedenis
heen terugkeren, het ontbreekt eigenlijk bij geen van de besproken personen.
Wel zien we dat het bij de één een grotere rol speelt dan bij de ander. Bij
Calvijn treffen we het minder aan dan bij Augustinus. Wat betreft de
tegenstelling Thomas en Calvijn kunnen we denk ik wel zeggen dat Augustinus de
middenpositie bekleed. Hij wilde oorspronkelijk een leven in afzondering in het
klooster leiden, tot de gemeente hem riep en hij bisschop werd en zo dus een
taak in de kerk kreeg.
Ook hier is het denk ik opnieuw van belang om het
juiste evenwicht te bewaren. Als Christenen zijn we als pelgrims op weg naar
het Vaderland en hebben we hier geen blijvende stad, dit kan veel aardse zorgen
relativeren. Anderzijds zijn we door God in deze wereld geplaatst en hebben we
hier ook een taak en een opdracht, de wereld is en blijft Gods schepping en we
mogen dit dan ook niet verwaarlozen. Uiteindelijk gaat het echter wel om de
innerlijke relatie en verbondenheid met God, door Christus en dient ons
hoofddoel te zijn God te dienen en Hem te genieten, de wereld kunnen we
hiervoor gebruiken.
Tenslotte
Hierboven heb ik op grond
van de eerdere portretten enkele lijnen proberen te schetsen. Lijnen die met elkaar
een kader vormen waarin christelijke spiritualiteit beoefend wordt. We hebben gezien
hoe deze spiritualiteit onontkoombaar samenhangt met het geloof. Een christenmens
is een spiritueel mens, de door de Vader in het hart gelegde geloofsverbondenheid
met Christus, raakt het hele leven. We zien hoe in de traditie altijd de verbinding
is gebleven tussen het verstand enerzijds en het praktische leven anderzijds. Binnen
deze christelijke spiritualiteit zagen we telkens weer een bepaalde spanning. Het
is de spanning tussen het hier en nu en het verlangen naar het Vaderland dat wacht.
Christelijke spiritualiteit kan misschien het best worden samengevat met het woord
verlangen. Of zoals Paulus het verwoordt:
'Ons burgerschap is in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker
verwachten.'